Apparaten koppelen
Selecteer
Menu
>
Bed. paneel
>
Connect.
>
Bluetooth
.
Open het tabblad voor gekoppelde apparaten.
Bepaal voordat u gaat koppelen uw eigen toegangscode (1-16 cijfers) en vraag de
gebruiker van het andere apparaat om dezelfde code te gebruiken. Apparaten zonder
gebruikersinterface hebben een vaste toegangscode. U hebt de toegangscode alleen
nodig als u de apparaten voor het eerst met elkaar verbindt. Na het koppelen kan de
verbinding worden goedgekeurd. U kunt sneller en eenvoudiger verbinding maken door
Connectiviteit 155
het koppelen en het goedkeuren van de verbinding, aangezien u de verbinding tussen
gekoppelde apparaten dan niet steeds opnieuw hoeft te accepteren.
De toegangscode voor SIM-toegang op afstand moet uit 16 cijfers bestaan.
In de externe SIM-modus kunt u de SIM-kaart van uw apparaat gebruiken met
compatibele accessoires.
Als het draadloze apparaat in de externe SIM-modus staat, kunt u alleen gesprekken
voeren of ontvangen via compatibele en aangesloten toebehoren, zoals een carkit.
U kunt in deze modus geen nummers kiezen met uw draadloze apparaat, behalve de
alarmnummers die in het apparaat zijn geprogrammeerd.
Als u wilt bellen, moet u eerst de externe SIM-modus verlaten. Als het apparaat is
vergrendeld, moet u eerst de beveiligingscode invoeren om deze te ontgrendelen.
1 Selecteer
Opties
>
Nw gekoppeld apparaat
. Op het apparaat wordt gezocht naar
Bluetooth-apparaten binnen het bereik. Als u eerder gegevens via Bluetooth hebt
verzonden, wordt een lijst met de vorige zoekresultaten weergegeven. Als u naar
meer Bluetooth-apparaten wilt zoeken, selecteert u
Meer apparaten
.
2 Selecteer het apparaat dat u wilt koppelen en voer de toegangscode in. Dezelfde
code moet ook op het andere apparaat worden opgegeven.
3 Als u automatisch een verbinding wilt maken tussen uw apparaat en een ander
apparaat, selecteert u
Ja
. Als u de verbinding handmatig wilt bevestigen, telkens
als er een verbinding wordt gemaakt, selecteert u
Nee
. Na de koppeling wordt het
apparaat opgeslagen op de pagina met gekoppelde apparaten.
Selecteer
Opties
>
Korte naam toewijzen
als u het gekoppelde apparaat een
nickname wilt geven. De nickname wordt in uw apparaat weergegeven.
Als u een koppeling wilt verwijderen, selecteert u het apparaat waarvoor u de koppeling
wilt verwijderen en
Opties
>
Verwijderen
. Als u alle koppelingen wilt verwijderen,
selecteert u
Opties
>
Alle verwijderen
. Als u momenteel verbonden bent met een
apparaat en de koppeling met dat apparaat stopt, wordt de koppeling direct verwijderd
en is de verbinding verbroken.
Als u wilt toestaan dat een gekoppeld apparaat automatisch verbinding maakt met uw
apparaat, selecteert u
Geautoriseerd
. Verbindingen tussen uw apparaat en het andere
apparaat kunnen zonder uw medeweten tot stand worden gebracht. Er is geen
afzonderlijke acceptatie of autorisatie vereist. Gebruik deze status alleen voor uw eigen
apparaten, zoals een compatibele hoofdtelefoon of computer, of apparaten van mensen
die u volledig vertrouwt. Als u verbindingsverzoeken vanuit het andere apparaat elke
keer opnieuw wilt accepteren, selecteert u
Niet geautoriseerd
.
156 Connectiviteit
Als u een Bluetooth-audioaccessoire wilt gebruiken, bijvoorbeeld een Bluetooth-
handsfree of -hoofdtelefoon, moet u het apparaat aan het accessoire koppelen.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het accessoire voor de toegangscode en
verdere instructies. Zet het audioaccessoire aan om het te verbinden. Bij bepaalde
audioaccessoires wordt automatisch verbinding gemaakt met het apparaat. Anders
opent u het tabblad voor gekoppelde apparaten, selecteert u het accessoire en kiest u
vervolgens
Opties
>
Verb. met audioapparaat
.