Nokia E52 - Toegangspunten voor packet-gegevens

background image

Toegangspunten voor packet-gegevens

Selecteer

Menu

>

Bed. paneel

>

Instellingen

en

Verbinding

>

Bestemmingen

>

Toegangspunt

en volg de instructies op het scherm. Of open een van de

toegangspuntgroepen en selecteer een toegangspunt dat gemarkeerd is met

.

Gebruik de instructies die u hebt ontvangen van uw serviceprovider om de volgende

opties te bewerken:

Naam toegangspunt — De naam van het toegangspunt wordt verstrekt door de

serviceprovider.

Gebruikersnaam — De gebruikersnaam kan nodig zijn bij het maken van een

gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door de serviceprovider.

Vraag om wachtwoord — Selecteer

Ja

als u het apparaat zodanig wilt instellen dat

bij aanmelding op een server telkens een nieuw wachtwoord moet worden ingevoerd

of als u het wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan.

Wachtwoord — Een wachtwoord kan nodig zijn bij het maken van een

gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door de serviceprovider.

Verificatie — Selecteer

Beveiligd

om uw wachtwoord altijd gecodeerd te verzenden

of

Normaal

om uw wachtwoord indien mogelijk gecodeerd te verzenden.

Homepage — Voer het webadres of het adres van de multimediaberichtencentrale in,

afhankelijk van het type toegangspunt dat u instelt.

Toegangspunt gebruiken — Selecteer

Na bevestiging

om het apparaat zodanig in

te stellen dat om bevestiging wordt gevraagd voordat de verbinding die gebruikmaakt

van dit toegangspunt tot stand wordt gebracht, of selecteer

Automatisch

om het

apparaat zodanig in te stellen dat automatisch verbinding met de bestemming wordt

gemaakt via dit toegangspunt.
Selecteer

Opties

>

Geavanc. instellingen

en kies een van de volgende opties:

Netwerktype — Selecteer het internetprotocoltype om gegevens over te dragen van

en naar het apparaat. De andere instellingen zijn afhankelijk van het geselecteerde

netwerktype.

IP-adres telefoon (alleen voor IPv4) — Voer het IP-adres van het apparaat in.

DNS-adressen — Voer de IP-adressen van de primaire en secundaire DNS-servers in

(indien vereist voor de serviceprovider). Neem voor deze adressen contact op met uw

internetprovider.

Proxyserveradres — Voer het adres van de proxyserver in.

Proxypoortnummer — Voer het poortnummer van de proxyserver in.